Tahirah J. Walker groeide op in Newark, NJ, en behaalde haar bachelordiploma aan het Sarah Lawrence College. Maar ze zegt dat het feit dat ze de afgelopen 25 jaar als zwarte vrouw in Pittsburgh heeft gewoond ‘bijna een diploma op zichzelf heeft behaald’.
Walker deelt wat ze heeft geleerd in een nieuw boek en tijdens twee lezingen deze week, op donderdag 16 oktober bij Pittsburgh Arts & Lectures en zaterdag 18 oktober bij City of Asylum’s LitFest (de laatste in gesprek met dichter Yona Harvey en auteur Damon Young).
Haar boek, dat voortkwam uit Walkers proefschrift aan de Duquesne Universiteit, heeft de ietwat academische titel ‘Rhetoric, Intersectionality, and Black Women in Pittsburgh’. Maar het ontleent de ondertitel ‘Living Enough for the City’ op een prettige manier aan een songtekst van Stevie Wonder. Het is ook doorspekt met memoires, ongebruikelijk persoonlijk voor een titel op de Bloomsbury Academic-afdruk.
En de belangrijkste boodschap is dat zwarte vrouwen in Pittsburgh lange tijd op meerdere manieren zijn gemarginaliseerd: als zwarte mensen, als vrouwen, vaak als mensen met een lager inkomen, en soms ook als transgenders.
Als iemand die hier drie dochters heeft grootgebracht, zegt Walker: “De inzet van het praten over zwarte vrouwelijkheid, en van de dingen waar we op moeten letten, is voor mij erg hoog.”
Walker, werkzaam op de faculteiten Pitt, Penn State en Bethany College, geeft momenteel les aan Point Park University en is voorzitter van de afdeling Community Engagement & Leadership.
Een toetssteen voor haar nieuwe boek is het Pitt School of Social Work-rapport uit 2019 ‘Pittsburgh’s Inequality Across Gender and Race’. Het veel gepubliceerde rapport concludeerde dat Pittsburgh, op basis van brede metingen van gezondheidszorg, werkgelegenheid en onderwijskansen, misschien wel de slechtste stad voor zwarte vrouwen in het hele land is.
Het schrijven van Walker is tot op zekere hoogte een poging om vast te stellen waarom dat zo is, vooral in een stad met goed gefinancierde stichtingen, grote universiteiten en een uitgebreide gezondheidszorginfrastructuur.
Ze vermoedt dat het probleem niet ligt in de aard of omvang van onze hulpbronnen, maar in wie ze beheert.
“Waar zie je zwarte vrouwen in leiderschap? Waar zie je ze in rollen waarin ze de toon kunnen zetten voor de organisatie?” zegt ze. “Het antwoord daarop was maar al te vaak: nergens. Niet één persoon aan een tafel waar beslissingen werden genomen.”
Walker voegt eraan toe: “Veel van wat ik in het (proefschrift) had geschreven, was de manier waarop vooral zwarte vrouwen voortdurend in de situatie verkeren waarin ze moeten vragen dat er niets over ons is zonder ons.”
Een verwante vraag is waarom, gegeven de brede invloed die Black Pittsburghers hebben gehad op de Amerikaanse cultuur – van de ooit nationaal verspreide krant Pittsburgh Courier en jazzlegendes als Billy Strayhorn tot de baanbrekende cartoonist Jackie Ormes, de 20e-eeuwse suffragist Daisy Lampkin en de Pulitzer-winnende toneelschrijver August Wilson – Pittsburgh niet meer als een ‘zwarte’ stad wordt gezien.
Onderweg vertelt Walker persoonlijke verhalen over alles, van uit de kast komen tegen haar moeder tot het confronteren van racisme in de academische wereld. Ze onderzoekt ook de stilte – zowel zoals opgelegd aan gemarginaliseerde mensen als zoals gekozen door hen als overlevingsstrategie – en de praktijk van ‘parrèsia’, of de waarheid spreken tegen de macht, door zwarte vrouwen, van wetenschappers tot activisten.
Zelfs in een tijd waarin krachten vanuit het Witte Huis proberen inspanningen op het gebied van diversiteit, gelijkheid en inclusie te vernietigen en de zwarte geschiedenis uit te wissen, zegt Walker, is er reden om hoopvol te zijn. In haar boek haalt ze tactieken aan die variëren van hashtag-bewegingen (zoals #MeToo, gelanceerd door de zwarte activist Tarana Burke) tot coalitievorming rond kwesties van gedeeld belang.
Walker merkt op dat zwarte vrouwen al lang winnende coalities in de regio hebben opgebouwd, inclusief de ouders wier burgerrechtenzaak in 1982 leidde tot de oprichting van het gedesegregeerde Woodland Hills School District. En ze haalt recentere overwinningen aan van zwarte vrouwen uit het zuidwesten van Pennsylvania, waaronder staatsvertegenwoordiger La’Tasha Mayes – de eerste lesbische staatswetgever in de geschiedenis van het Gemenebest – en de Amerikaanse vertegenwoordiger Summer Lee, de eerste zwarte vrouw die Pennsylvania in Washington vertegenwoordigde.
Toch merkt Walker op dat ‘zwarte vrouwen’ geen monolithische groep zijn en sterk verschillen wat betreft hun interesses, opleiding, gezin en werk. En ze waarschuwt dat zwarte transvrouwen, zoals activisten Ciora Thomas en Deena Stanley, hier te vaak buiten beschouwing worden gelaten in gesprekken over zwarte vrouwen.
Denkt Walker in het algemeen dat er een verandering ten goede gaande is?
“Ik ben in ieder geval een optimist”, zegt ze. “Dus mijn antwoord op die vraag is altijd nadrukkelijk ja.”






