De EU staat Nederland toe om bedrijven met een hoog energieverbruik te helpen

Nederland, Duitsland en Finland zijn goedgekeurd met tientallen miljarden euro’s om energie-intensieve bedrijven te helpen bij het aanpakken van hun CO2-uitstootkosten. Zo staat de Europese Commissie staatssteun toe om te voorkomen dat onder meer kernreactoren of chemische fabrieken naar het buitenland verhuizen.

Het bedrijfsleven in Nederland, haar belangrijkste handelspartner Duitsland en andere EU-landen voelen de hoge energieprijzen. Energiebedrijven in de EU moeten ook rechten kopen om CO2 uit te stoten en deze kosten worden weerspiegeld in hun prijzen.

EU-lidstaten en Brussel vrezen dat dit zou kunnen betekenen dat onder meer de mest-, metaal- en chemische industrie naar plaatsen buiten de EU gaan verhuizen die minder klimaatbewust zijn. Het kan banen kosten en de strijd tegen klimaatverandering schaden. Daarom maakt de Europese Commissie, die strikte regels voor staatssteun handhaaft om de vrije markt te beschermen, uitzonderingen om steun toe te staan.

Nederland trekt bijna 835 miljoen euro uit voor het steunprogramma. Dat bedrag verbleekt in vergelijking met Duitsland, Europa’s grootste economie en industriële motor. Berlijn trekt tot 2030 27,5 miljard euro uit.

Bedrijven die voor bijstand in aanmerking komen, kunnen tot driekwart van hun zogenaamde indirecte emissiekosten recupereren. Finland heeft dit bedrag vastgesteld op 687 miljoen euro en vergoedt niet meer dan 25 procent van de extra kosten als gevolg van de handel in CO2-rechten.